Het staat meestal heel romantisch:
een niet al te best onderhouden huis, of zelfs een
ruïne,
waarop de natuur weer greep begint te krijgen.
Maar wanneer fraai bloeiende planten of een heuse boom in de
dakgoot
of in een scheur in de muur verschijnen, dan is er een
bouwkundig probleem.
Het begint meestal met een verstopte goot, vaak door bladeren die erin gewaaid zijn.
Ook van
begroeiing op de dakbedekking,
zoals onschuldig ogende
mossen,
kunnen resten in de goot spoelen en daar een laagje vormen,
waarin een toevallig zaadje goed wortel kan schieten.
Wanneer door dit proces vocht in het
metselwerk
terechtkomt, kan het verval heel snel gaan.
Het houtwerk wordt aangetast en het gebouw verliest zijn constructieve samenhang.
Toch zijn niet alle vormen van begroeiing schadelijk.
Muurbegroeiing op de Utrechtse werfmuren
is bij restauraties gerespecteerd.
Planten van de 'Rode Lijst', zoals
muurvarens,
zijn zelfs beschermd.
Korstmossen
op
grafstenen
tasten zo'n dunne laag aan (ongeveer 1 mm),
dat deze samengaat met de natuurlijke verwering. Sommige soorten
natuursteen
verweren zelfs minder
snel op plekken waar korstmossen zitten. Maar fijn
beeldhouwwerk
kan men toch maar beter schoonhouden.
Wanneer het metselwerk van een gebouw zo poreus en vochtig is, dat ook
grotere planten er greep op krijgen, dan is het hoog tijd om constructief in te grijpen.
De oorzaken van het verval moeten eerst aangepakt worden.
Bij ruïnes is enige begroeiing wel aanvaardbaar, mits deze de structuur van het
muurwerk niet aantast. Inwatering van bovenaf in combinatie met planten,
die in de kalkrijke
voegen
wortelen, zijn niet gewenst.
Tekst: Jean Penders (12-2006). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders